Een pagina uit het boek van C.M. van Bolhuis Hoitsema.

Een pagina uit het boek van C.M. van Bolhuis Hoitsema, Med. et Art. Obstetr. Doctor te Beerta (1849).

Het beleg van Groningen (1580) in een oude boek

In 1849 schrijft C.M. van Bolhuis Hoitsema, Med. et Art. Obstetr. Doctor te Beerta, een boek die als titel draagt 'Geschiedenis der Provincie Groningen, van het begin onzer tijdrekening af, tot aan den jare 1848; handelende over de aloude en tegenwoordige gesteldheid, oorlogen, watervloeden en andere merkwaardige gebeurtenissen in deze provincie; met ene kaart, op welke de plaatsen enz., sedert 1277 door den Dollard verzwolgen, worden aangewezen.' Het boek is opgedragen aan 'zijne excellentie W.F.L. Baron Rengers, Staatsraad, Gouverneur van de Provincie Groningen, enz. enz.' Dat er uit Beerta een heuse geschiedkundige afkomstig is, heb ik niet eerder geweten, tot ik dit boek uit 1848 ontdek, dat in de 19e eeuw inGroningen is uitgegeven.

Op blz. 220 t/m 224 schrijft hij over het beleg van Groningen, een onderdeel van de Tachtigjarige Oorlog, het volgende:

"(...) 1580. Intusschen begon de graaf Van RENNENBERG,— hetzij uit dwang zijns gemoeds, of uit spijt van de Roomsche godsdienst te zien achteruitgaan, of eindelijk om zijne goederen te behouden , welke in de provinciën lagen die de Spanjaards bezet hadden, — zijne trouweloosheid tegen de bondgenooten te toonen; althans hij liet de Spaanschgezinde gijzelaars van Kampen weder naar Groningen terugkeeren.

Schoon men hem reeds eenigen tijd verdacht hield, dat hij geheime correspondentie had met den hertog VAN PARMA , wist hij echter zijne aanslagen nog geheim genoeg te houden, en zijne zaak met huichelen te vermommen. Zoo trok b.v. de burgemeester HILLEBRANDS hem, in een gezelschap van de aanzienlijksten der stad, ter zijde in eene kamer, en hield hem de kwade geruchten voor, die men van hem verspreidde: daar bijvoegende, dat hij niet hoopte, dat de graaf eenig kwaad met hen in den zin had. RENNENBERG vatte hierop de hand van den burgemeester en zeide: 'O mijn vader, die ik daarvoor houde, zoudt gij zulks van mij vermoeden? verwijder zulke gedachten uit uwe ziel!' Tevens wekte hij het gezelschap tot vrolijkheid op. Nadat de burgemeester naar huis gegaan was, liet de graaf geen tijd voorbijgaan, om vele Spaanschgezinde burgers, verborgene krijgsknechten en zijn hofgezin van wapens te voorzien. — Toen men hem berigtte, dat de Gereformeerde wacht in den morgenstond was gaan slapen, kwam reeds te vijf uur een troep schuitenschuivers met brandende lonten en een groot geschreeuw over het Martinikerkhof en bezette de Groote Markt; hierop volgde een Roomschgezinde burger hopman met zijn vaandel, en sloot den ingang der straten, welke op de markt uitkwamen. Daarna verscheen RENNENBERG zelf te paard, zeer verbleekt van aangezigt en volkomen geharnasd, met den ontblooten degen in de vuist en vergezeld van ongeveer dertig soldaten, met witte onderkenningsteekenen aan hunnen linkerarm, roepende: „Staat bij, staat bij , vrome burgers; ziet mij heden eerst regt als stadhouder des konings, en bereid, om met u te leven en te sterven! Ieder betrachte nu de dienst zijner majesteit en zijner eigene behoudenis !"

Hierop gaf de verrader last, de beide veldstukken, welke voor het stadshuis stonden, te laden en de trompetten en trommen te laten hooren. Op dit gerucht kwam de burgemeester HILLEBRANDS, wonende in de Heerestraat, met eenige Gereformeerden voor den dag, die terstond op v. RENNENBERG aanvielen; maar een der oproerlingen joeg den burgemeester een' kogel door het hoofd, zoodat hij dood ter aarde viel. Nu ontviel de overigen den moed, en ieder zocht zich te redden, doch niemand sneuvelde verder, behalve nog één burgerzoon van Bremen. De Spaanschgezinden, uitgelaten van vreugde over den welgelukten uitslag liepen van huis tot huis de deuren der Gereformeerden met geweld in en schoten naar degenen, die de hoofden uit het venster staken. De burgemeester DIRK SCHAFFER benevens de raadsheeren en omtrent 200 burgers, die de hervorming waren toegedaan, namen zij gevangen. Sommigen ontvlugtten over de vesting en zwommen door de grachten; zoo ook gelukte het den Gereformeerde predikanten, eenige dagen daarna, gelukkig de stad te ontkomen; alzoo moesten zij met vele anderen eenige jaren buitenslands omzwerven, totdat in 1594 Groningen en de Ommelanden weder onder de Unie gebragt zijn.

Nadat alles gestild was, veranderde RENNENBERG den geheelen raad en de gezworen gemeente, welke den koning en den hertog moesten zweren. Hierop zond hij vleijende brieven aan de Staten der Ommelanden, om die te winnen; maar hierin had hij misgerekend: de Nederlanders waren getrouw aan hunne eeden; zij zonden nog dienzelfden avond eenig krijgsvolk , onder BARTELD ENTENS, voor de stad, die met dertien vaandels soldaten en twee vaandels ruiters het beleg begonnen, en overal in de Ommelanden en Drenthe uit wraak de Roomsche kerken van beelden beroofden en de priesters verdreven. — ENTENS bezette hierop de afstroomende waters, om den aanvoer van levensmiddelen te beletten en RENNENBERG tot overgave te dwingen. De Groningers beschansten de voorstad aan het Schuitendiep, benevens twee molenbergen aan de noordzijde, waarmede zij het vee in de weide tegen vijandelijken aanval dekten.

Het eigenzinnig karakter van ENTENS, gepaard met de oneenigheid, die tusschen hem en den heer VAN EEUWSUM ontstond, deden het beleg zoo slepend houden, dat de Generale Staten de graven van HOHENLO en LODEWIJK VAN NASSAU met zestien vaandels ter versterking der belegeraars zonden.

Den 16 Mei deden de belegeraars eenen aanval op het Schuitendiep, waar ENTENS, na zich alvorens wakker bedronken te hebben, zijn leven verloor; hij had, in plaats van eene rondas, een deksel van een boterkern genomen, om zich te beschermen, en werd te Middelstum, zijne geboorteplaats, begraven. Deze vruchtelooze aanval kostte aan velen met hem het leven.

Op het gerucht dat de Spanjaarden, onder MARTEN SCHENK, op marsch waren om RENNENBERG bij te staan, trok HOHENLO met eenige kompagniën hem tegen, die elkander alzoo den 16 Junij bij de Hardenbergerheide ontmoetten en slag leverden. In den beginne scheen de zege naar de Staatsche zijde te neigen, maar dewijl zij van paarden waren ontbloot, werden zij onverwacht door den vijand besprongen en moesten zich nu straks door de vlugt redden. Het verlies aan de zijde der Staten werd op 1500 man, en dat der overwinnaars op slechts 60 begroot. Men brak nu het beleg voor Groningen op, en daardoor verspreidde zich de angst over geheel Friesland, Drenthe en de Ommelanden, zoodat de adel en aanzienlijke ingezetenen, ongeveer 400 huisgezinnen, in aller ijl het gewest ontruimden, waarvan velen zelfs have en goed aan den vijand prijs gaven, die dit als buit naar Groningen vervoerde.

Winsum, Obergum en Farmsum werden tot den grond toe verwoest, der edelen huizen afgebrand of vernield, de klokken, ja zelfs nog de steenen weggeroofd.

SCHENK werd kort hierop door de Spaansche krijgers in Groningen met vreugde ontvangen, en begaf zich vervolgens, den 7 Julij, naar Delfzijl, hetwelk zich mede den 29 dito overgaf.

Intusschen had HOHENLO nieuwe manschappen bekomen, waarmede hij nu terstond naar Groningen snelde, en RENNENBERG uit de Oude Schans Weer-den-bras (bij de Punterbrug) joeg en hem onder de vesting der stad dreef: zoodat 70 van de zijnen daarbij sneuvelden. Hierop vestigde hij zich te Zuid- en Noordlaren, en deed Weer-den-bras door kapitein KORNPUT versterken en bezetten.

Vervolgens trok hij naar Koevorden, welke plaats hij met weinige moeite innam, dewijl dezelve onbewald was; van het kasteel stelde men zich intusschen nog eenigzins in tegenweer, waarbij graaf LODEWIJK gewond werd; — de bezetting kapituleerde echter spoedig. Nu bemagtigde hij het huis te Wedde, en trok van daar door Slochteren, om Delfzijl te hernemen. RENNENBERG herwon inmiddels, den 1 Sept., de schans bij Enumatil, welke hij liet slechten. — HOHENLO , geen middel ziende om Delfzijl te veroveren, trok nu naar Bourtange, maar werd daar door RENNENBERG geslagen.

Intusschen werden de soldaten van RENNENBERG door de Friezen (uit Dokkum en Kollum) in het klooster van Adewerd verrast en geslagen, waarbij wel 300 dooden en gevangenen bleven. Nu staken zij het klooster in brand, met alles wat niet te vervoeren was. Door dezen brand werden ook de bibliotheek en oude gedenkstukken van dit klooster ongelukkig eene prooi der vlammen.

Den 20 September herwon RENNENBERG Koevorden, onder voorwaarde, dat de bezetting , bestaande in 200 manschappen , met de wapenen zoude mogen uittrekken.

1581. RENNENBERG deed Adewerd weder bezetten en was nu voornemens eene schans voor het Reitdiep op te werpen, ten einde den heer van Nienoord, WIGBOLD VAN EEUWSUM
(1), den pas uit zee af te snijden; maar deze voorkwam het plan, en sloeg in eenige hinderlagen den vijand: zoodat velen hiervan sneuvelden.

De heer VAN NIENOORD in Mei geld voor zijne soldaten ontvangen hebbende, op voorwaarde van Adewerd te zullen hernemen , rukte derwaarts met eenige landlieden en militie. Om voor te komen dat RENNENBERG niet eerder tot ontzet aanrukte, plaatste hij dadelijk het geschut voor het klooster, om dit te overweldigen. Doch gene, van den aanslag van Van Nienoord onderrigt, concentreerde onverwijld zijn leger van Middelstum en andere plaatsen, om den vijand over het Reitdiep aan te vatten. Er werd, tegen den raad van Van Nienoord, order gegeven tot een gevecht. De landlieden, onder de militairen gestoken en minder standvastig, vlugtten, reeds bij den aanvang van den slag, waarheen zij konden; zoodat ook de soldaten met hun hoofd spoedig genoodzaakt waren de wijk in de schans van Adewerderzijl te nemen, waarop de Rennenbergers terstond eenen hevigen aanval deden, maar tot twee keeren manmoedig werden afgeslagen; doch met het grof geschut bres schietende, veroverden zij deze verschansing eindelijk met den derden storm, waarna zij alles afmaakten, wat weerstand bood; — SCHELTO JARGES , een zeer geleerd man, verloor daarbij mede het leven. Nienoord nam hierop de wijk met een gedeelte van zijn volk in de schans te Winsum; maar werd ook daaruit door den vijand verdreven, en voorts even zoo de bezettingen uit alle schansen der Ommelanden; zoodat RENNENBERG de landen, tot aan Dokkum, onder zijn gezag had.

Het was echter den generaal NORRITS uit Friesland voorbehouden, om spoedig hierop met een aantal Friezen, en het regement van SONNOI de heilzon van RENNENBERG te doen tanen. Hij dreef den vijand uit de sterkte van Monnikezijl, en sloeg bij Grijpskerk (waar hij post wilde vatten) denzelven, en vervolgde hem tot aan Groningen, waarbij aan de zijde van RENNENBERG 700 gedood en velen gevangen genomen werden, terwijl de overwinnaars slechts weinigen hadden verloren. Vier stukken kanon, alle bagaadje en vele paarden maakten voorts den buit uit. Deze slag viel op den 9 Julij voor, en den 23 Julij hierop volgende overleed te Groningen JORGE DE LALAIN, graaf van RENNENBERG en stadhouder van Groningen, geheel uitgeteerd van verdriet en misnoegdheid over zijne trouwelooze handelwijze jegens de staten en zijn gouvernement, zonder dat hij daarvan eenig voordeel had mogen smaken. Dikwijls riep hij in zijne ziekte uit: „o Groningen, Groningen! waartoe hebt gij mij gebragt?" en verstiet, in de laatste acht dagen van zijn leven, zijne zuster CORNELIA DE LALAIN, omdat zij hem tot dezen afval had aangezet. Hij werd in het koor van de Martinikerk begraven.'

 

Daarna is FRANCISCO DE VERDUGO door den hertog VAN PARMA weder tot stadhouder van Groningen benoemd. Op den 26sten Julij besloten de Generale Staten der Vereenigde Nederlanden in 's Hage, den Koning van Spanje FILIPPUS II vervallen te verklaren van het regt en de opperheerschappij aller Nederlanden; omdat hij zijne onderdanen niet, gelijk een' vorst betaamde, had beschermd en met zachtheid behandeld, maar, eenen tijger gelijk, zonder regt of reden, wreedaardig vele onschuldigen van het leven had beroofd. Hierom verlieten zij de Spaansche regering, om hunne aangeborene vrijheid te behouden, waarvoor rij hun goed en bloed veil hadden. Alle ambtenaren en officieren werden van den eed van getrouwheid aan den koning ontslagen, en dezelve weder aan de staten afgelegd; het wapen des konings overal afgenomen en vernietigd; de zegels platgeklopt en die der staten in derzelver plaats gesteld; waarbij bovendien het verbod werd uitgevaardigd, dat niemand zich mogt bekreunen om des konings, of van deszelfs gouverneurs te geven bevelen. Den 18 Aug. trok VERDUGO, die te Groningen met 1500 Walen gearriveerd was, naar de Reiderschans en veroverde dezelve; de heer Van Nienoord had deze kort te voren aangelegd.

Daarop legerde hij zich te Noordhorn, met oogmerk om den veldheer NORRITS en zijne onder zich hebbende Engelsche soldaten, over 2000 man sterk (die door de staten van Friesland waren gezonden), het hoofd te bieden. De partijen geraakten op den laatsten September aldaar tot een treffen, waarin NORRITS bijna de helft zijner manschappen en bijna alle ammunitie verloor; een groot gedeelte volks werd daarenboven gevangen genomen. Maar deze overwinning werd door den Spanjaard duur behaald, dewijl zijn verlies ook tusschen de 5 en 600 man beliep.(...)"

 

Verantwoording:
De tekst is zoveel mogelijk exact overgenomen. Zo worden de namen met hoofdletters geschreven en is de oude spelling gehandhaafd. Plaatsnamen zijn in de originele tekts schuin weergegeven, hetgeen niet kon worden gehandhaafd, omdat het hele citaat bovenstaand schuin gedrukt is geplaats. Noot: 1. Wigbold van Eeuwsen (ook Wigbolt) behoort tot één van de voorouders van NazatenDeVries. Zie: De kwartierstaat van Hidde Onsta.

 

Meer lezen: Meer lezen, ga naar de moderne versie, deel 2. Het Beleg van Groningen in 1580 -2-

 

 


Aan bovenstaande tekst is de uiterste zorgvuldigheid besteed. Desondanks kunnen er best fouten

voorkomen. Constateer je fouten en/of heb je vragen, correcties, aanvullingen...

geef die dan even aan mij door via mijn E-mail adres.

 

 

Hoogeveen, 12 aug. 2011

Bewerking: Harm Hillinga

 

Menu Artikelen. HomePage
Top